logo RooyNet

Museum Psychiatrie - Psychiatrie en Venray

Psychiatrie en Venray gaan al meer dan honderd jaar samen. De Krankzinnigenwet van 1884 is aanleiding om in Limburg een goede opvang voor psychiatrische patiënten te realiseren.
In 1905 wordt begonnen met de bouw van het “ Krankzinnigengesticht ” Sint Servatius voor mannen. De opdrachtgever is de Generaal-overste Vader Amadeus Stockmans van de Congregatie der Broeders van Liefde uit Gent.

Aanvankelijk zou Roermond de aangewezen plek hiervoor zijn, maar door inspanningen van de heer Trynes, zakenman in Venray en lid van de Provinciale Staten van Limburg, kozen de broeders voor Venray.
Opnieuw door toedoen van de heer Trynes wordt in 1907 aan de andere kant van Venray gestart met de bouw van het Sint Anna “gesticht” voor vrouwen. Gesticht door de Zusters van Liefde van Jezus en Maria uit Gent.

 

Hoewel de beide Belgische congregaties dezelfde stichter hebben, Kanunnik Petrus Josef Triest uit Gent, werken de instituten in Venray nauwelijks samen.

Er is een sterke scheiding tussen mannen en vrouwen en beide inrichtingen werken als zelfstandige organisatie los van elkaar.
In St. Servatius werken tot beginjaren zestig uitsluitend mannen. De eerste geneesheer die aan de inrichting verbonden wordt, is Dr. Janssen, voorheen huisarts in Venray.
In St. Anna werken tot eind jaren vijftig/beginjaren zestig uitsluitend vrouwen, met uitzondering van enkele medewerkers bij de technische dienst en de boerderij. En natuurlijk de eerste geneesheer Dr. Goossens.

De eerste patiënt van Sint Servatius wordt op 7 februari 1907 opgenomen. Op het moment van de officiële opening op 27 mei 1907 zijn er dan al bijna 200 patiënten opgenomen. In 1914 zijn het er ruim 600!

Op 1 december 1908 wordt de eerste patiënt in Sint Anna opgenomen. Een jaar later zijn dat er al 206.

De officiële opening van Sint Anna vond plaats op 19 juni 1911. Het aantal patiënten bedroeg toen 320.

Al spoedig hebben de Broeders en Zusters van Liefde hulp nodig en betreedt lekenpersoneel de heilige gangen van het instituut. Toch blijft met name de medische staf nog jarenlang onderbezet. Artsen hebben simpelweg weinig belangstelling voor de psychiatrie. "Het is therapeutisch weinig bevredigend", zo luidt de opvatting. "Het geeft veel administratieve rompslomp en het verdient slecht."

En dus moet men in Venray veel doen met weinig. Met de patiënten als drijvende krachten in de verschillende werkplaatsen die de inrichting rijk is. Hun hulp is broodnodig, want zoals de religieuzen het zo mooi zeggen: "Wij hebben alles in huis wat eindigt op een lange ij”: een boerderij, slagerij, wasserij, kleermakerij, mattenmakerij, bakkerij, weverij, drukkerij, timmerij, smederij. Het instituut is zelfvoorzienend. Een wereld op zich, met broeders dan wel zusters aan het roer. Zij staan bovenaan in de hiërarchie. Pas als in de late jaren vijftig steeds meer religieuzen uittreden, verandert dit beeld.

Via de gezinsverpleging levert de bevolking van Venray een belangrijke bijdrage aan de behandeling van de patiënten; zij gaan overdag naar de verschillende werkplaatsen in het instituut, werken bij de Sociale Werkplaats of nemen deel aan een therapieprogramma, en verblijven ‘s nachts bij Venrayse gezinnen. In ruil daarvoor ontvangen de families een extra centje.
Ook verblijven enkele patiënten fulltime in het gezin. Dit zijn meestal vrouwen, die helpen in de huishouding, of ouderen die niet meer aan een therapieprogramma deelnemen.

De jaren vijftig zijn ook om een andere reden een omslagpunt: de introductie van psychofarmaca vermindert de klachten van veel patiënten aanzienlijk.
Velen van hen staan hierdoor open voor nieuwe therapieën en behandelwijzen. Neurologen, psychologen, bewegings-therapeuten, maatschappelijk werkers en creatief therapeuten versterken het medisch team.

Ook het aantal personeelsleden in de administratie en andere ondersteunende diensten neemt sterk toe.

In de zestiger jaren van de vorige eeuw komt men tot het inzicht dat voor een grote groep patiënten met een verstandelijke beperking, voorheen zwakzinnigen genoemd, een andere behandeling nodig is, reden waarom rond 1970 het instituut Nieuw Spraeland in Oostrum wordt gebouwd. Ongeveer 200 patiënten uit St. Anna en St. Servatius worden overgeplaatst naar Nieuw Spraeland.
St. Paschalis in Oostrum gaat zich toeleggen op de behandeling van drugs- en drankverslaafden.
Huize St. Vincentius in Venray, een instelling voor nazorg van psychisch zieke vrouwen, gaat in 1968 deel uitmaken van St. Anna.
Er vinden in Venray, vanaf de zestiger jaren van de vorige eeuw, dus tal van veranderingen plaats met betrekking tot de zorg en behandeling van psychiatrische patiënten.
De invloed van de religieuzen neemt verder af als Sint Servatius en Sint Anna in 1976 fuseren en er voor het eerst in de geschiedenis leken zitting nemen in het Bestuur. De beide instituten gaan verder onder de naam Psychiatrisch Centrum Venray.
In 1992 treden de congregaties van de Broeders en Zusters van Liefde definitief uit het Bestuur; het Vincent van Gogh Instituut is een feit.

Vanaf 2003 maakt het instituut deel uit van de GGZ Noord- en midden Limburg. Omdat de naam GGZ-NML niet sprekend genoeg is, wordt in 2010 het instituut omgedoopt tot “ Vincent van Gogh, voor geestelijke gezondheidszorg”. St. Servatius krijgt de naam "Servaashof".

Servaashof anno 2010

U kunt uitgebreid lezen over de geschiedenis van de psychiatrie in Venray in het boek "100 jaar psychiatrie in Venray".


 
Naar deelnemer

RooyNet maakt gebruik van Erfgoednet 3.0 een product van Picturae